Elke week twee keer domineespost als flessenpost op deze site, op dinsdag en vrijdag: een feuilleton van de twee Veense dominees Judith Visser en Leendert van der Sluijs. Een vervolgverhaal dat met een briefwisseling begon… Vandaag schrijft ds. Leendert van der Sluijs.

(6) Silje denkt razendsnel na (daarom swipe deze foto’s: Silje’s vader: 7 jaar geleden spoorloos verdwenen, voor het laatst gesignaleerd bij het Kierkegaard-instituut in Kopenhagen, hij deed onderzoek naar het pseudoniem dat maar één keer bij de filosoof Kierkegaard voorkomt maar dat een hoofdrol lijkt te spelen in zijn boeken, op de laatste foto van hem met Silje eten ze samen aan tafel een beschuitje met kaas – en altijd nog als ze samen met haar moeder aan tafel zit denkt ze haar vader erbij, en sowieso, hij hoort hier ook, in dit huis). Ze roept naar boven: Ik mis papa! -Ach, lieverd, ik houuu van je, zegt haar moeder met een gaap die ze duidelijk beneden kan horen. -Ik hou ook van uuu, roept Silje, maar ik neem nu even een beschuitje.. -Oké natuurlijk, maar dan weer even lekker terug in bed hè, zegt haar moeder steeds zachter te horen, want ze loopt al weer terug naar haar bed dat sinds 7 jaar moeilijk warm te krijgen is. Silje loopt naar de keuken, pakt een stukje papier en een pen en ze schrijft: Lieve mams, ik ga papa zoeken, het heeft nu wel lang genoeg geduurd. Ik heb Nemo ontmoet, hij heeft heel veel boeken, ik denk ook die van Kierkegaard. Als ik dat pseudoniem heb gevonden waar papa naar zocht, kan ik papa misschien vinden. Kom mij niet achterna, want ik ben snel weer terug. Het is nu 6.15 en om 9 uur begint school, dan moet ik wel terug zijn. Jon gaat met mij mee. Lieeeefs, Silje

Vlug pakt ze haar sleutels, doet ze haar schoenen en jas aan, krabt ze Ole nog even achter zijn oren en sluipt ze naar de achterdeur en doet die zachtjes van het slot en daarna open. Maar Ole wil mee, hij begint te piepen. Silje houdt haar wijsvinger voor haar mond en kijkt Ole zo streng aan als ze maar kan. Maar Ole wil mee. Silje schudt haar hoofd, één keer, twee keer. Ole begrijpt haar wel, maar hij wel per se mee, hij gaat op zijn buik voor de deur liggen. Silje sjort hem aan de kant, maar Ole zou Ole niet zijn als hij dat zomaar zou laten gebeuren, wat andere honden niet kunnen, of soms een beetje, kan hij als geen andere: met zijn mooie kop opgeheven naar Silje knipoogt hij met zijn rechteroog. En ja, nu weet Silje dat het serieus is. Ooit hebben ze deze afspraak gemaakt, als er gevaar dreigt zal hij ongemerkt naar haar knipogen zodat Silje zich plotseling kan omdraaien en de gemene vent (een inbreker ofzo) heus wel in de smiezen heeft, zodat ze direct de eerste judotrap kan uitdelen. En dus draait Silje zich pardoes om, en glipt Ole naar buiten… Silje zucht, nee hè fluistert ze, of nou ja, vooruit dan maar. Zacht sluit ze de deur af, trekt Ole aan zijn staart, en ze loopt met haar neus dichtgeknepen snelwandelend door de fietsengang (het stinkt er altijd naar pis), en rent dan over de stoep naar het huis van Jon. Door dat gedoe met Ole is het al 6.30.

Ze belt aan. Ze weet dat dat kan, want de vader van Jon die werkt bij Oslo’s rioleringssystemen ofzo. Hij werkte op een luxe kantoor, maar na de dood van zijn vrouw kon hij zijn aandacht niet meer bij de werkbesprekingen houden en kreeg hij ontslag. Nu moet hij altijd om 5 uur al de deur uit. Wat er gedaan moet worden moet dan maar gedaan worden voordat de mensen wakker worden, dan moet alles weer werken zoals het behoort te werken, dus als je ’s morgens de wc doortrekt dat het water per direct per stortvloed de hele boel afvoert, niemand wil meemaken dat dat soms niet werkt (niet functioneert zei de vader van Silje altijd). En dus kan ze gerust aanbellen, Jon is alleen thuis. 

Hij zal toch wel wakker te bellen zijn? Ze wil hem niet bang maken, maar omdat hij nog steeds niet komt kijken wie er als een idioot op de bel staat te drukken, houdt ze de bel nu maar gewoon ingedrukt. Ze hoort de bel in het huis rinkelen, steeds een toon hoger lijkt het wel! Als ze de bel loslaat, rinkelt de bel gewoon door, in haar oor. Ze kijkt om zich heen of er misschien andere mensen zijn gealarmeerd. Ze heeft weleens begrepen dat hardhorende mensen alles wel tien keer zo hard horen en daarom doof zijn voor elk ander geluid in de buurt. De buurman van Jon bijvoorbeeld. Als hij toevallig het ventilatieroostertje dat grenst aan de halfgeïsoleerde beldoos bij “Jon & z’n vader” (zoals hij altijd roept) weer heeft laten openstaan (ze heeft het hem weleens met een klap zien dichtdoen), zal hij nu stapelgek zijn. Maar er gebeurt niks. Geen Jon en geen buurman. Silje begrijpt er niets van. Het is nu 6.40 en het is al bijna helemaal licht. En ze is eigenlijk nog geen stap verder – nog geen stap dichter bij haar vader hè! Boos haalt ze haar schouders op. Ze roffelt nog met haar vuisten op de deur en holt dan weg. Ole rent achter haar aan. Hijgend stoppen ze voor de deur van Kapitein Nemo’s bibliotheek. Silje was er bijna aan voorbij gerend, zo hard liep ze. Ze heeft geen tijd meer te verspillen. Silje staart zoals ze nog nooit gestaard heeft naar de deur, die wel is als alle andere deuren, maar dit is de deur. En ja, de deur verdwijnt, natuurlijk zoals alle deuren verdwijnen als je er maar goed genoeg naar staart. Silje stapt naar binnen, en Ole volgt haar. Maar… als haar ogen gewend zijn aan het halfdonker, herkent ze het niet. Dit is een ander huis!