Veertig jaar was T. Drenth rayonscommandant van de Rijkspolitie. In Nijkerkerveen diende hij vijftien jaar, daarvoor was hij werkzaam in Ermelo. Als jonge agent kreeg hij van een oude brigadier te horen: ‘waar een waarschuwing kan dienen, moet een waarschuwing gelden’. Drenth besloot zaken niet kortzichtig op te pakken en niet op de burger te vitten.

In 1934 was Drenth nog sergeant van het twaalfde regiment in Groningen als beroepsmilitair. Twee jaar later werd hij vrijwillig sergeant bij het twintigste regiment in Harderwijk.  In de Tweede Wereldoorlog diende hij het Korps der Rijksveldwacht in Nieuw Pekela. Harderwijk bleef trekken. Drenth werd onderdeel van het Wapen der Koninklijke Marechaussee. Toen deze dienst werd opgeheven, besloot Drenth naar de Rijkspolitie te gaan.

Toen Drenth Rayonscommandant werd in het Veen heeft hij hele mooie jaren gehad. Hij woonde in het dorp samen met zijn vrouw en dochter. De jeugd vond hij niet anders dan in andere plaatsen, maar een politieman moest ze wel kennen. Vol enthousiasme werd hij steevast door jongeren begroet met ‘ Drenth-jooo’. In een dorp moest dit immers kunnen, aangezien iedereen elkaar kende.

Vlak voor oudjaarsdag nam hij eens 200 rotjes in beslag van een paar jongens. Het waren er zoveel dat hij tegen zijn vrouw zei: ‘ Nu heb ik er zoveel dat ik morgenavond voldoende rotjes heb om heel Nijkerkerveen van rotjes te voorzien’. Drenth wist echter niet dat de jeugd ondertussen de rotjes uit de dienst tas van zijn fiets stal. Er waren er nog maar tien over. Gelukkig kon hij er samen met zijn vrouw wel om lachen. Dit was immers een echte ‘Veense jongensstreek’ .

De politieman moest natuurlijk regelmatig mensen bekeuren die over de schreef gingen. ‘Elke politieman moet af en toe bekeuren. De liefde kan niet van een kant komen. Gek van bekeuren ben ik echter nooit geweest. Bekeuren is een van de middelen die je kunt gebruiken, maar als het middel het doel wordt, zit je er naast als politieman’, vertelde Drenth aan de Nijkerksche Courant. Drenth liet met pijn in het hart het Veen achter, want Veenders waren volgens hem een ‘prachtvolk’. Zijn afscheidsreceptie werd in gebouw Eben Haëzer gehouden. Het jaar van zijn afscheid is niet bekend.

Een lezer uit die tijd deelt zijn ervaring: Ik verhuisde in 1967 vanuit Nijkerk naar Nijkerkerveen. Op een van de eerste dagen dat ik er woonde reed ik met enkele vrienden op de bromfiets door Nijkerkerveen. We hadden lange haren en reden op Puch bromfietsen met van die hoge sturen. Op zeker moment werden we aangehouden door de agent Drenth die het waarschijnlijk niet helemaal vertrouwde. Hij vroeg ons wat wij in het dorp van plan waren. Ik antwoordde dat ik sinds kort in Nijkerkerveen woonde en dat ik met mijn vrienden het dorp aan het verkennen waren. Drenth antwoordde: “Als jullie rotzooi gaan schoppen dan donder ik jullie persoonlijk het dorp uit, en nu opgesodemieterd”. Hahaha wat een kennismaking met deze markante man. Later kwam hij nog wel eens bij ons thuis om gezellig te kletsen over van alle en nog wat. Uiteraard onder het genot een van borreltje.

De redactie is op zoek naar meer foto’s en ervaringsverhalen van mensen die de heer Drenth hebben meegemaakt. Deze verhalen worden in dit item verwerkt. U kunt insturen via het contactformulier of via ons mailadres: deveensecourant@gmail.com

Wil je meer uit de Nijkerkerkerveense geschiedenis lezen en zien? Klik dan hier.