We schrijven het jaar 1918. De Eerste Wereldoorlog is net achter de rug. Nederland was neutraal, maar er was wel sprake van een oorlogsdreiging, waardoor gemeenten niet durfden te investeren. Het maatschappelijke leven komt weer op gang en ook is er weer ruimte voor nieuwe plannen. Holkerveen en Nijkerkerveen worden gezien als straatarme dorpen. Veel van de inwoners wonen in krotwoningen en plaggenhutten. Het is dominee Bernhard Cornelis Koolhaas die vindt dat er fatsoenlijke huizen moeten komen voor de mensen, en daarom ontwikkelt hij een plan voor de bouw van dertig huurwoningen tussen Holkerveen en Nijkerkerveen in.

De Amersfoortseweg is dan nog een rustige klinkerweg waar veel boerderijwoninkjes op komen staan. Elk gezin zal een achterhuis krijgen met ruimte voor een kleine stal en gezinnen kunnen een grote moestuin aanleggen zodat ze zelfvoorzienend kunnen worden. Voor Nijkerkerveners en Holkerveners zijn de huizen ware villa’s aangezien de meeste huizen in de dorpen in erbarmelijke toestand zijn. De groep huizen krijgt de naam ‘Koolhaaspark’ naar de dominee die het initiatief bedacht, maar wordt door veel mensen uit de omgeving ‘het Rooie Dorp’ genoemd. Dit is niet vanwege mogelijke communistische idealen van de inwoners, maar vanwege de rode dakpannen van de huizen.

Om de woningen te kunnen beheren wordt de stichting De Goede Woning opgericht. De huur van de woningen bedraagt twee gulden per maand. Veel bewoners van het Koolhaaspark hebben werk in de Amersfoortse fabrieken. De bewoners hebben kippen, geiten en koeien die rondom de huizen scharrelen. Het saamhorigheidsgevoel is groot.

In 1962 wordt er voor het eerst in de media gesproken over de sloop van het Koolhaaspark. De woningen hebben de tand des tijds niet goed doorstaan en het is te duur om ze te renoveren. Bewoners zijn echter niet van plan om hun huizen op te geven. In 1971 komt het tot een conflict met de woningbouwvereniging als zij akkoord geven voor de sloop. Er komt een actiecomité van bewoners. Sommige bewoners hangen een bord op met de tekst: ‘hoe lang nog?’ De Goede Woning komt in een impasse terecht: er mogen pas nieuwe woningen in Holkerveen en Nijkerkerveen gebouwd worden als er eerst akkoord wordt gegaan met de sloop van het Koolhaaspark. Bewoners verhuizen onder protest, krijgen vaak een premie mee.

Rond 1925 is dit buurtwinkeltje door de familie Bouwman gerund. Rond 1960  is de heer Bouwman met het winkeltje gestopt en is de dochter er tot 2019 blijven wonen.

De inmiddels geasfalteerde Amersfoortseweg.

De sloop van 1 van de woningen.

De overige bewoners krijgen eind jaren ‘ 70 goed nieuws: ze mogen tot hun dood in de woning blijven wonen, waardoor er een soort sterfhuisconstructie ontstaat. Alleen als de huur beëindigd wordt, mag de woning worden gesloopt. Eind jaren zeventig staan er nog zeventien van de oorspronkelijk dertig huizen aan de Amersfoortseweg. Er wordt gesproken over het plaatsen van de woningen op een monumentenlijst, maar de gemeente blijft voet bij stuk houden. Er wordt zware druk gelegd op Holkerveen en Nijkerkerveen om de woningen te laten slopen in ruil voor nieuwbouw in de plaatsen. Eind 1988 wordt toch een van de woningen op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

De woning die op de monumentenlijst staat.

Bertus Ruitenbeek aan het werk in 1 van de stallen.

Kalveren zagen het levenslicht in de stallen op het Koolhaaspark. Bertus Ruitenbeek poseert hier met docher Tinet en zoon Bert in het jaar 1987.

Wil je meer uit de Nijkerkerkerveense geschiedenis lezen en zien? Klik dan hier.