Elke week twee keer domineespost als flessenpost op deze site, op dinsdag en vrijdag: een Corona-briefwisseling van de twee Veense dominees Judith Visser en Leendert van der Sluijs. Hun vragen zouden zomaar ook uw/jouw vragen kunnen zijn. Hun antwoorden misschien eye-openers… Vandaag antwoordt ds. Leendert van der Sluijs.

À la Judith,

Leendert van der Sluijs schrijft deze brief, maar wie ben ik die dit schrijft? Ik ben de derde persoon. Niet de derde Persoon van Pinksteren, maar je kunt haar wel met kleine letters ‘holy spirit’ noemen. Zij die vonden dat Judith de naam der namen moest zijn voor Judith, gaven haar waarschijnlijk niet de naam van de apocriefe Judith, maar om andere misschien wel raadselachtige reden: precies deze naam moest het zijn – en nu is Judith à la Judith, ze is zoals werd gedacht bij deze naam. 

Die gedachte, dat ben ik. Ze is wonderlijk concreet altijd. (En ja, ‘gedachte’ is een vrouwelijk woord.) Zij is dus de derde persoon, en zij weet dat Leendert geen boeken heeft gelezen. Niet één. Hoeveel titels hij ook zou noemen. Er zijn wel veel boeken die hém gelezen hebben, boeken zoals die van Jostein Gaarder, die Judith door haar onmogelijke filosofie-lessen loodste met zijn onvolprezen ‘De wereld van Sofie’. Leendert zou nog een groot aantal andere boeken van Gaarder kunnen aanbevelen, maar hij doet het niet – de boeken hebben dat niet nodig, die prijzen zichzelf aan, al of niet met korting. Leendert is arm, hij heeft geen geld meer. Er zijn nog veel andere boeken van schrijvers uit het Noorden die hun tol eisten. Zoals die van Jepsen: ‘De kunst om in koor te huilen’, of zijn ‘Vreselijk gelukkig’. Boeken die ook Judith zou kunnen kennen, ik weet dat niet, ik kan niet alles weten.

Maar één ding is zeker: een brief is een brief, en is hij (het woord ‘brief’ is mannelijk) geschreven door een derde persoon, dan gaat het niet om de brief maar om de gedachte, niet om hem maar om haar. Precies zoals in het mega-mooie Sofie-boek van Gaarder (dat een Judith-boek is geworden in de boekenkast van Judith, één waarin bijna alle bladzijden loszitten, want als je een boek vaak en verwoed gebruikt kan dat gebeuren). Ook in dat boek dus brieven van een onbekende derde, geadresseerd maar zonder afzender – lof voor Judith dat zij zulks opmerkte. Dit feit maakt mijn brief mogelijk, geschreven door Leendert, maar wie ben ik die dit schrijft en dát ik dit schrijf. Ik ben niet meer dan iets wat gelezen kan worden, terzijde gelegd, weggeklikt, weggehoond misschien. Kan allemaal waar zijn, maar zoals dit er staat is het zo’n brief die Judith zal lezen als een brief aan Sofie. Een brief waar je wijzer van wordt als alle andere wijsheid dus in feite ontbreekt – want ja, wat is wijs en wie is wijs (je kunt ook vragen: wie is niet wijs en zijn er dingen dom te noemen – niet weten wie in feite de afzender van dit is bijvoorbeeld?), hoe dan ook, dit is een brief voor Judith à la Judith, geschreven door Leendert, maar wie ben ik die dit schrijft?

Ik heb hierbij nog een gedachte, het zal ook niet, en die is dat het eerstvolgende antwoord van Judith door Judith à la Judith geschreven zal zijn, maar wie is zij die hem schrijft? Ik bedoel: het ware antwoord zal zij niet geven, haar antwoord is alleen van haar.

Hartelijke groet van Leendert

PS. Ha Judith! Het kan niet anders dan dat deze brief voor jou bedoeld is. Ik kreeg deze brief ineens op mijn scherm, ik weet niet welke hacker hier achter zit, maar ik heb zo’n vermoeden dat jij de enige bent die hem kan beantwoorden!

Hartelijke collegiale groet,

Leendert