Toen ik afgelopen donderdag naar de supermarkt ging en drommen jongens (ik kan er ook niets aan doen, er waren op dat moment echt geen meisjes bij) de ingang zag blokkeren, dacht ik: daar gaan we weer. En toen die jongens een oudere vrouw die naar buiten kwam ‘belaagden’ om haar voetbalplaatjes, kon ik niet anders dan hen bij binnenkomst een tikje bozig toebijten: volgens mij moeten jullie áchter het hek gaan staan!

In de periode dat ik nog aan het overwegen was of het iets voor mij was – een wekelijkse column in de lokale krant – schreef ik een paar weken proefcolumns. Eén daarvan ging ook over die plaatjesrage. Als ik die tekst nu opnieuw lees, zijn het eigenlijk best wel schaamtevolle ontboezemingen over mijn eigen fanatisme in het (mee)sparen met mijn dochter. Destijds ging het om plaatjes over ruimtevaart en André Kuipers en maakte ik mezelf wijs dat het mij vooral om het educatieve ging. Dat we met elk nieuw plaatje iets nieuws leerden, over dat astronauten in een stofzuiger plassen bijvoorbeeld en dat hun voeten in de ruimte babyachtig aan gaan voelen, met hooguit eelt bovenop. Maar dat dat zo is, weet ik alleen weer omdat ik het in mijn proefcolumn van toen terug las. Dus is het waarschijnlijk iets anders wat iets in kinderen (en grote mensen) losmaakt bij het driftig verzamelen van die plaatjes. Of dat nu dieren-, ruimtevaart- of voetbalplaatjes zijn.

In elk geval hielp dat besef me het gedrag van die jochies weer relativeren. Ja, ze waren een beetje (te) brutaal op dat bewuste moment dat ik bij de supermarkt aankwam. Maar je kunt het ook gretig noemen. Of, zoals manager Sjors van de welbekende soepreclame van jaren geleden het zou uitdrukken: gedreven. Vastbesloten hun voetbalboek vol te sparen. Hoe dan ook kun je aan zo’n momentopname waarin een groepje jongens dit ietwat storende gedrag vertoont, geen enkele conclusie verbinden over wie en hoe zij zijn. Want het kan maar zo zijn dat één van die jochies later die dag thuis kwam en een boekje voorlas aan zijn zusje, samen met zijn vader een berg afwas wegwerkte, zijn zieke buurvrouw een kopje soep bracht of een willekeurige voorbijganger hielp met oversteken. Of iets anders liefs.

We doen allemaal wel eens iets onhebbelijks, maar we zijn niet wat we doen.

Nelleke den Besten – De Stad Nijkerk