Nu de kaboutertjes de herfstblaadjes weer aan het verven zijn (volgens sommige opa’s en oma’s) en het vakantievirus mensen koortsig maakt – wat een drukte ineens weer in ons buitenlandverbazende asfaltland! – heb ik zomaar zin om een aantal houtgeperste bladen om te slaan en (-als een dwaas die stottert: kijk nou toch!) wie calvinistisch doorvoed kwaliteit verkiest boven plompe kwantiteit kan zich laten verrassen door een buitensporig onderwerp, opgeworpen van eigen bodem. Zo blank als een lelie met fijn gepenseelde letters opgeborgen in een nog door bos ruikend boek, dat is wat blad na blad wordt geboden om oogstrelende zinnetjes te verorberen, woordjes zonder graatjes te proeven, en de wereld lachend te kunnen aankijken. En ik roep: Amerika! (’t Ligt een eindje weg, maar met een draai aan de wereldbol…) In ons vader- of moederland kan alleen een lachende krullenbol in perfect Nederlands over zo-ver-weg schrijven. Het is onze Geert Mak die voor de oude nieuwe wereld woorden goudopsnee etst als ‘behangselpap’ en ‘zandstranden’, ‘weggooigeneratie’ en ‘ingezondenbrievenrubriek’. En wat te denken van museummuren ‘wit en nonnerig’? Ja het is herfst. De bladeren vallen al. Achter gesloten deuren denk ik aan morgen en overmorgen. Was er nu eens niets te doen… ’k Zou heel de avond naar Amerika gaan. In een oude auto met stoelen van oud leer en een dito achterbank. dsvds