Elke week twee keer domineespost als flessenpost op deze site, op dinsdag en vrijdag: een briefwisseling van de twee Veense dominees Judith Visser en Leendert van der Sluijs. Hun vragen zouden zomaar ook uw/jouw vragen kunnen zijn. Hun antwoorden misschien eye-openers… Vandaag antwoordt ds. Leendert van der Sluijs.

Judith!!

Over de tijd heb ik geweldige boeken! Van Safranski (het boek heet ‘Tijd’, heel toepasselijk!) en ernaast staat ‘Stil de tijd’ van Joke Hermsen, en daar weer naast van Hans Achterhuis, ‘Werelden van tijd’ en met enige trots kan ik hier melden dat aan dit rijtje nu jouw brief is toegevoegd en een eigen plek heeft verworven. Toch blijft ‘tijd’ voor mij een raar iets. Jij schrijft en beschrijft en omschrijft in bijna niet bij te houden schrift dat de tijd vliegt. Je hebt me overtuigd, en ik vind het een ware kunst dat je zelfs TIJD-ens het inpakken van koffers en tassen kunt schrijven, ik denk met één hand aan je telefoon en de andere graaiend naar schoenen en (zonne)hoeden… De tijd vliegt ja, maar wat IS tijd nou helemaal? Ik wil het over Toon Tellegen hebben, maar ik vond dat als kind al heel raar. De enige tijd die er is, is de tijd die wegtikt. Wat is dat dan precies wat wegtikt? De tijd, zeg je. Maar die tikt weg! En weg is weg! Weg tijd, als je het hebt over tijd. Ja maar, je kunt toch ook wel tijd plánnen? Jazeker, maar wee je gebeente als het dan die tijd is, begint ie acuut met wegtikken! Dus als je zegt: nu is het tijd! is het enige wat er is de tijd die je óver hebt – en dan moet je opschieten want anders is de tijd om, weg, voorbij, en zul je nog wat tijd moeten némen, maar ook die tijd kun je niet vásthouden. ‘k Blijf het raar vinden dat we ouder worden terwijl de tijd verdwijnt. Je zou denken als tie verdwijnt kun je niet ouder worden… Toch laat de tijd zijn sporen na. We hadden tijd, ja we hadden… Ik word hier een beetje verdrietig van.

Toon Tellegen nu! Hij is alom bekend vanwege zijn dierenverhalen die luchtig en diepzinnig tegelijk zijn! Het zijn geen verhalen maar verhaaltjes, en dat doet ie expres denk ik. Het leuke is dat je niet het idee hebt dat hij ze heeft opgeschreven. Ze lijken altijd al te hebben bestaan, en hij heeft ze in een boekje bij elkaar gezet. Een titel bedacht. En met een mooie cover werd het gedrukt. Het enige dat de auteur heeft geschreven is zijn naam. Die staat op de voorkant. Toon Tellegen. Er zou ook TT kunnen staan, want er is maar één Toon Tellegen. De naam zou er ook af kunnen, want er is niemand die zulke boekjes schrijft over dieren die denken en praten als mensen, en zelfs beter.

Groot is nu mijn blijdschap dat er een nieuw boekje van hem op de markt is gebracht, dat eveneens bijna uit de hemel lijkt te zijn gevallen. En hoe toepasselijk ook, het heet ‘God onder de mensen’. Het boekje is op geen enkele manier spottend bedoeld. Je zou het als spotten met God kunnen lezen, maar dan zou je eigenlijk geheel en al opnieuw moeten leren lezen, want je eigen ideeën loslaten op wat geschreven staat en dan zeggen dat je die daar kunt lezen is zo’n beetje hetzelfde als bij hoog en bij laag volhouden dat een échte cirkel toch echt rónd is – niemand zal je willen tegenspreken, maar je moet niet op veel bijval, applaus en instemming rekenen.

Toch doet het unieke geval zich voor dat Toon Tellegen een voorwoord heeft geschreven. Als hij inderdaad altijd alles van zijn dierenverhalen een soort van heeft doorgegeven, en ook dit nieuwe boekje tot die categorie behoort, als zijnde bijna openbaring, dan zou dit voorwoord wel eens het enige kunnen zijn dat hij heeft geschreven. Hij had het niet hoeven doen. Het is eigenlijk overbodig vind ik. Hij schrijft: ik kan vrijmoedig over God schrijven, ‘zonder schroom, zonder angst, zonder spot’, zonder enzovoort. Tja, dat kan hij ja. Het is wat het is. En dat gaat bijvoorbeeld zo: “God woonde in een kerk. Naar alle tevredenheid, vond hij. Mensen zochten hem daar op, konden het goed met hem vinden. Maar op een dag veranderde hij van gedachte. Hij hing een briefje op de deur: Ik ben even weg. -God

Hij was niet weg, maar wilde dat mensen dat geloofden.” En zo verder. Het eind van het verhaaltje is dat God pas ‘tientallen jaren later is teruggevonden’. Weet je waar? In die kerk. En weet je wanneer? Toen hij al was gestorven. 

Ik vind dit heftig. Heftig waar. Hij heeft het niet zelf bedacht. Het is een echo van de Pinksterpreek van Petrus, de apostel die dan toch maar even het fundament onder die kerk heeft gelegd.

Ik hoop dat er nog veel boekjes van Toon zullen verschijnen. Ze spreken jong en oud aan. Ook jonge (jij) en oude (ik) dominees. Ze houden ons in vakantietijd bij de les. De heilige leesles. Waar of niet?

Hartelijke bijna-vakantiegroet!

Leendert