Elke week twee keer domineespost als flessenpost op deze site, op dinsdag en vrijdag: een Corona-briefwisseling van de twee Veense dominees Judith Visser en Leendert van der Sluijs. Hun vragen zouden zomaar ook uw/jouw vragen kunnen zijn. Hun antwoorden misschien eye-openers… Vandaag antwoordt ds. Leendert van der Sluijs.

Ha Judith, in de hoop dat we beste collega’s blijven,

Weet je wel dat je tot de categorie ‘beste dominees’ behoort? Tegendraadse dominees zijn de beste. En zo tegendraads jij bent! Ik weet het niet hoor, maar veel tegendraadser kan het niet heb ik zo het idee. Je schrijft dat je grote aantallen mails krijgt van mensen en organisaties die je van alles willen aanbieden voor de 40-dagen-naar-Pasen-tijd, en wat doe je? Je legt het gewoon allemaal naast je neer en je geniet van de stilte. Sssssst, niet storen, Judith geniet. Van de stilte. Ze noemt het raadselachtig ‘sluis-tijd’, maar we kunnen haar niet vragen wat ze bedoelt want ze wil stilte. Ik heb haar al een mail gestuurd met als onderwerp: ‘In 40 dagen op weg naar Pasen is voor sommige dominees ‘sluis-tijd’ whatever it may be!’, maar u raadt het al: geen antwoord. Ik word genegeerd, precies zoals al die andere mensen en organisaties die mails sturen naar Judith en zich vertwijfeld afvragen of haar mailadres nog wel werkt. Maar hé, dit is geen mail, dit is een brief! En zekerst te weten dat je dit leest en gaat beantwoorden en, sluis-tijd of niet, je antwoordbrief op Nijkerkerveen.org gaat publiceren voor de fans die weten dat je eigenlijk nooit reageert, behalve dan wanneer het uiterst belangrijk is – en als al die mensen en organisaties die mails naar je sturen (ik hoop toch niet 40 dagen lang!), als ze allemaal fans zouden zijn, zouden ze ook wel antwoord krijgen of welwillende belangstelling, natuurlijk, waarom niet. Zo tegendraads ben je nu ook weer niet dat je alle draden tot een onontwarbare knoop laat worden. Maar hoe dan ook, ik juich het toe, hou vol, geniet van de stilte. Na Pasen zal er opnieuw van alles over je worden uitgestort, tot aan Pinksteren – ’t zal waarschijnlijk niet de uitstorting van de Heilige Geest zijn, maar nou ja, ’t is goed bedoeld.

Oké, je vraagt in je brief hoe ik me 40 dagen lang voorbereid. Ik gebruik een boekje. Een klein boekje. Het heet ‘Ik ben er voor jou’. Het heeft 51 bladzijden, en dat zou je niet verwachten want het is voor 40 dagen, maar ja ’t zijn bijdragen van verschillende diepdenkers (dominees ook) en sommigen moesten zo nodig meer schrijven dan op één bladzijde paste, vandaar dus. Maar het is nog steeds een klein boekje. Dat vind ik fijn. Het is heel overzichtelijk. Je denkt niet waar ben ik aan begonnen. Nog even en je zit al op de helft (de helft van 51 is in dit boekje 25,5 volgens mij, maar dat kan eigenlijk niet, dat komt vast doordat ik niet kan rekenen; in ’t midden valt het open bij bladzijde 26 en 27, en volgens mij klopt dat niet, want het heeft echt 51 bladzijden.., rara-raadselachtig is dit).

Maar wat ik je eigenlijk wil schrijven is dat ik lichtelijk ontstemd ben, of eigenlijk ben ik diep van binnen woedend. Zou ik een vulkaan zijn zou ik vuur spuwen. Tegendraadse Judith, je kunt ook te ver gaan. Hoe denk je nu dat ik me voel?! Je schrijft weer een van je prachtigste brieven, en als uitgevers er lucht van krijgen gaan ze die allemaal bundelen (met een nawoordje: ’t zijn inhoudsvolle brieven geschreven aan een collega die op zijn beurt niet schrijven kon, z’n antwoorden vielen erbij in het niet en daarom ontbreken ze in deze bundel), daar kun je op wachten, dat weet ik wel zo zeker als 2+2 sinds het begin der tijden 4 is, maar waar ik nu zo boos over ben, waarom ik hier met beide vuisten op m’n bureau zit te timmeren, is precies dat wat ik je niet hoef te vertellen, omdat je wel weet wat ik bedoel. 

Maar voor alle duidelijkheid dan toch hier maar opgeschreven (en misschien is t voor de uitgevers goed voor een voetnootje): je hebt mijn vraag niet beantwoord. Mijn vraag in mijn vorige brief. Hoe luidde die vraag? Die vraag luidde: (ik citeer) ‘Waar heb jij zo goed schrijven geleerd?’ (einde citaat) In je brief is niets maar dan ook niets van een antwoord te vinden, geen spoortje, geen zuchtje – helemaal niets. Ik hoef je niet uit te leggen hoe boos ik ben. Óf je negeert me, óf je weigert op deze brandende vraag een antwoord te geven, wat op zichzelf ook een antwoord is, maar ik kan niet geloven dat dit je antwoord is. Blijft over dat je me negeert…

Als je me blijft negeren is dit mijn laatste brief!!!

Gegroet hoor,

Leendert