Elke week twee keer domineespost als flessenpost op deze site, op dinsdag en vrijdag: een Corona-briefwisseling van de twee Veense dominees Judith Visser en Leendert van der Sluijs. Hun vragen zouden zomaar ook uw/jouw vragen kunnen zijn. Hun antwoorden misschien eye-openers… Vandaag antwoordt ds. Leendert van der Sluijs.

Ha Judith!

Dank voor je brief weer, ik heb even zitten rekenen, maar wij schrijven elke week een brief en jouw brief is no. 18 aan mij, dat betekent dus dat we al 18 weken brieven schrijven, dat is volgens mij al bijna 5 maanden! (Je merkt, ik ben slecht in rekenen, maar ’t klopt volgens mij.)

En ja, we noemen dit dus brieven schrijven, waarbij schrijven het werkwoord is en geen zelfstandig naamwoord (we noemen dit schrijven niet het schrijven) en de brieven zijn uiteraard wel zelfstandig, die gaan een eigen leven leiden, die worden door ik weet niet wie allemaal gelezen, door jong en oud, door ziek en gezond, door gelovigen (halve en hele), atheïsten, religieuzen of andere serieuzen – tenminste, dat stel ik me zo voor. Dat zit em niet in ons maar in die (zelfstandige) brieven. En daarom dus mijn voorkeur voor de Joodse grammatica! Ook jij hebt ooit Hebreeuws geleerd, dus ik vertel je niks nieuws als ik je zeg dat we dus eigenlijk geen brieven schrijven, maar we schrijven schrijfsels (dit zelfstandig naamwoord is afgeleid van ’t werkwoord) en dat we onze schrijfsels brieven noemen dat hebben we onthouden van het Latijnse brevis, dat ‘kort’ betekent en wat de Engelsen ‘briefing’ noemen en dat betekent zoiets als ‘een moment van samenkomst’ – tja, ik weet het niet hoor, maar dan vind ik schrijfsels (Joods) afgeleid van schrijven, toch wel zo duidelijk. Dat het kort moet zijn daar hebben we ons nog nooit aan gehouden en als Aalt boven onze brieven gaat zetten ‘momenten van samenkomst’ dan vind ik dat wel een inspirerende titel ook, maar hoeveel brieven/schrijfsels hebben we dan nog nodig om uit te leggen dat wij alleen op zondag preken en beslist niet op doordeweekse dagen, en al helemaal niet op dinsdag of vrijdag!

Dus ja, daarom mijn voorkeur. Voor Joodse grammatica. En daarom dit schrijfsel weer, in antwoord op jouw brief die ook niet minder dan een schrijfsel is – een serieus schrijven zoals elk schrijven serieus moet zijn wil je het een schrijfsel kunnen noemen, of zo je wilt een brief.

Ehm, ben ik nou een beetje bij m’n doel weggedwaald? Ik wilde je schrijven dat ik het een super goed idee vind ons schrijven te vergelijken met het schilderwerk van Mark Rothko, zoals je voorstelt! A little bit abstract maar dat is omdat ‘woorden tekort schieten’, schrijf je. Klopt denk ik echt wie weet of wie weet niet of wie weet alles (sorry is een beetje teveel Rothko dit). We kunnen ons denk ik ook voor ons schrijven vergapen aan Marc Mulders. Dat gaat volgens mij een beetje in dezelfde lijn. Maar we moeten misschien wel een extra beetje oppassen dat we nog wel door iedereen worden begrepen. En ja, dat geldt ook voor onze preken.

Dit laatste vind ik best een gevoelig punt. Ik vergelijk ons zondagse werk graag met dat van een rij-instructeur. We rijden mee, we geven aanwijzingen, maar de stuurder mag zelf sturen, gas geven en remmen. Wij moedigen aan, maar -inderdaad zo is het- soms moeten wij zelf op de rem trappen, om ongelukken te voorkomen. En ik weet nog wel toen ik leerde auto-rijden in Amsterdam (bedoel ik niet abstract maar concreet) had ik eigenlijk maar één ding te leren zei mijn rij-instructrice, en dat is: in je spiegels kijken. Zonder die spiegels ben je een voortrollend gevaar op de weg. En kijk, dat zeggen wij op zondag ook tegen de mensen! Kijk in de spiegels! Niet naar jezelf (dan kunnen er juist de grootste ongelukken gebeuren) maar om je te o-ri-en-te-ren! – zo zei mijn rij-instructrice dat. Wie zich niet oriënteert wordt niet ge-eerd, rijmde ik dan.

En DUS! Laat geen mens ons betrappen op theater op de preekstoel, dat zou pas écht link zijn. Zoals je weet staat elke preekstoel op een kruispunt, en om dán te gaan theateren… Dat valt óók aan niemand uit te leggen. Sowieso bestaat het woord ‘theateren’ niet (als afgeleid van het zelfstandige ‘theater’), en dat is niet voor niks. Wat we doen is een preek houden, maar geen preek als préék, maar preek als afgeleid van prekén. O Judith, ik hoop zo dat jij me begrijpt, om dit eventueel aan anderen uit te leggen. Ik acht mijzelf daartoe niet in staat.

En omdat elke brief een (soms uitgesteld) slot heeft, maar elk schrijfsel niet van ophouden weet:

een hartelijke collegiale groet,

Leendert