Elke week twee keer domineespost als flessenpost op deze site, op dinsdag en vrijdag: een feuilleton van de twee Veense dominees Judith Visser en Leendert van der Sluijs. Een vervolgverhaal dat met een briefwisseling begon… Vandaag schrijft ds. Leendert van der Sluijs.
(9) Wat achterblijft is een lege kamer. De twee stoelen, het tafeltje, het bureautje, de vele boeken, maar verder niets. En kijk, waarom komt hij terug? Hij kijkt de kamer rond alsof hij op zoek is naar… Hij heeft de speurdersblik. Hij inspecteert nu alle schilderijen die stil op hun plek hangen. Na al het tumult van de vorige dag zou het niet vreemd zijn als de dingen schots en scheef aan de muren zouden hangen, als de stoelen getuigen zouden zijn die hun mond niet kunnen houden, zou misschien zelfs het bureautje af en toe een laatje open en dicht kunnen schuiven. Hij kijkt rond. Wat zoekt hij? Iets is hem bijgebleven. Het viel hem op zonder op te vallen. Maar hij weet niet wat het is. Toch weet hij wel dat hij iets moet vinden. Dat hij terug moest gaan. Hij heeft niet veel tijd. De zon is al op het punt van ondergaan. Nog even en het is donker. En licht kan hij niet maken. Na de grote knal is er geen lichtknop meer die nog werkt. Hij weet dat alles verloren is als hij in paniek raakt.
Langzaam loopt hij verder de kamer in. Hij ziet weer hoe ze stonden, op welke plek. Daar de vogelman, daar de hertogin, hij hier, Silje daar, en Ole..? Waar was Ole op dat moment?! Met duim en wijsvinger maakt hij rondjes voor zijn ogen en speurt met ingehouden adem.., waar was Ole? Hij ziet Ole terug in het moment komen. Bijna sluipend, met trage tred, loopt hij… richting…, langszij het bureautje, dan achterlangs de vogelman… tot hij…, nu ziet hij het! Ole bracht langzaam zijn snuit, terwijl niemand het opmerkte, – en met de meest onschuldige blik die honden kunnen hebben, tot bij de chocolademelk. Alsof hij er alleen even zomaar waarom ook niet wie doe ik er kwaad mee aan wilde snuiven. Zou Silje dat gezien hebben, ze zou alleen even een vinger hebben opgestoken. Maar Silje zag het niet, zou het ook niet zien, in de ban van de vogelman met zijn vleugelset van vier delen in- en uitvouwend, stond ze daar maar met open mond.
Jon weet dat hij nu nóg beter moet kijken, nu mag hem echt helemaal niets ontgaan. Hij ziet Silje weer met open mond, hij hoort de hertogin als met een echo zeggen ‘we lose ourselves in books’ en de vogelman ‘tis nou eenmaal de snelste route he..’ en in zijn ooghoeken gebeurt het dan: Ole wil hem iets laten zien…, met zijn snuit bij de chocolademelk is hij nu ook heel dichtbij de telefoon van de hertogin, die daar ook op het tafeltje is – en wat hij doet is… Jon probeert het te zien, het beeld terug te halen…, maar het is nu al bijna te donker in de kamer. Nog één keer probeert hij te kijken zoals hij moet kijken. En dan ziet hij het.
De telefoon licht even op en Ole seint met een oog het lichtsignaal naar hem… En nu ziet hij nog meer! Ole kijkt hem daarna ook even áán… O Ole! Lieve hond! Niemand die het opmerkte, maar jij zag het, en wilde het aan mij doorgeven! Een belangrijke boodschap: iemand appte op dat moment en alleen op dat moment een bericht – en de telefoon lichtte daarvoor twee keer op. En nu zie ik je wachten op de derde keer, alsof je gewoon wist dat het moest komen. En weer kijk je me aan, en ik begreep je niet!
De kamer is nu helemaal donker, maar Jon heeft geen licht meer nodig om te kunnen zien wat hij moest zien. Nadat de telefoon voor de derde keer oplichtte, verstarde Ole even op zijn poten en zette het daarna op een rennen door de deur die zich op het allerlaatste moment opende. Nu weet Jon het zeker. Op het tafeltje ligt nog altijd de telefoon van de hertogin… Behoedzaam loopt hij op de tast richting het tafeltje, voelt, en ja zijn vingers stoten tegen het apparaat. Terwijl hij het oppakt, licht de telefoon op. Hij leest: V E R B R A N D H E T B O E K