Het Israël Producten Centrum in Nijkerk werd onaangenaam verrast door de aanstaande boycot op producten uit Israëlische nederzettingen in Palestijns gebied. ‘Heeft de minister meegewogen dat deze maatregel vooral Palestijnse werknemers raakt?’
Door Pieter Hotse Smit van De Volkskrant
Om de hals van achttien van de 36 wijnflessen die Erik en Barbara hebben gekocht in het Israël Producten Centrum in Nijkerk, hangt een klein boekje. ‘Geniet van uw wijn uit Judea’, staat op de omslag. En binnenin: ‘Volgens de Europese Unie is dit product afkomstig van een Israëlische nederzetting op de Westelijke Jordaanoever.’ Voor de flessen Joseph Cabernet Sauvignon van de Judaea Winery bij Hebron kunnen Erik (61) en Barbara (59) vermoedelijk niet lang meer terecht in Nijkerk. Woensdag werd bekend dat een meerderheid van de Tweede Kamer haast wil maken met het verbieden van de import van producten uit illegale Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, een gebied dat zionisten aanduiden als Judea en Samaria. ‘Dat kwam wel als een verrassing, nadat het kabinet er al over was gevallen’, zegt Sara van Oordt van de Stichting Christenen voor Israël, waaraan de winkel met Israëlische waar is gelieerd. Nadat ze langs de muur is gelopen met portretten van gijzelaars die op 7 oktober 2023 zijn ontvoerd door Hamas, serveert ze koffie in wegwerpbekertjes met de Israëlische vlag erop. De aanstaande boycot is in haar ogen ‘symboolpolitiek’. ‘Er ligt momenteel een hyperfocus op Israël, die andere landen waar mensenrechten worden geschonden niet ten deel valt, zoals China, waar Oeigoeren worden onderdrukt.’
Het was al niet toegestaan
Ook Midden-Oostendeskundige en jurist Maurits Berger, hoogleraar aan Leiden Universiteit, is verbaasd dat de boycot van producten uit Israëlische nederzettingen onderwerp van gesprek was in de Tweede Kamer, maar om een andere reden. ‘Volgens internationaal recht is Israël de bezetter van grondgebied, en dan ís het al verboden om dat grondgebied te exploiteren. Dat mogen alleen de oorspronkelijke bewoners.’ Winkelbezoeker Erik, die op aanraden van Christenen voor Israël toch maar niet met zijn achternaam in de krant wil, is een christen met sympathie voor Israël, ‘omdat ons geloof er vandaan komt; wij en de Joden geloven in dezelfde God’. Christenen als Erik vormen het leeuwendeel van de klandizie van de grootste winkel met Israëlische producten in Nederland, meer dan mensen uit de Joodse gemeenschap. Staand naast zijn zes dozen wijn raakt hij niet uitgepraat over de boycotkwestie, waarop hij een heel andere kijk blijkt te hebben dan hoogleraar Berger. Volgens Erik is bij de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever geen sprake van een bezetting door Israëliërs. Hij beredeneert die visie met zijn interpretatie van de gebeurtenissen die altijd terugkomen in deze discussie, van de Bijbelse geschiedenis naar de Arabisch-Israëlische oorlog in 1948, de Zesdaagse Oorlog in 1967 en de Oslo-akkoorden uit de jaren negentig. Van Oordt, van Christenen voor Israël, is erbij komen staan. Zij betwist het effect van de boycot. ‘Hoe verder Israël wordt geïsoleerd, hoe meer Hamas dat zal zien als een overwinning.’ Eriks partner Barbara is van mening dat een boycot een oplossing in het gebied in de weg staat. ‘Terwijl de leiders elkaar bevechten, heeft de bevolking weer het nakijken.’
Joodse ondernemers
De boycot zal het Israël Producten Centrum nauwelijks raken; van de vijfhonderd producten die hier worden verkocht, zijn er hooguit tien afkomstig van de Westelijke Jordaanoever. Behalve wijn zijn dat aardewerk serviesgoed en kubusjes van olijfhout om theelichtjes in te branden. Van Oordt vraagt zich af hoe haalbaar zo’n specifieke boycot is en of er is nagedacht over de bijeffecten. ‘Heeft de minister meegewogen dat deze maatregel vooral Palestijnse werknemers raakt?’, zegt ze. ‘Driekwart van de medewerkers van de Israëlische ondernemers in de nederzettingen is Palestijns. Bovendien verkopen we ook producten van Palestijnen. Gaan ze straks vragen of ondernemers Joods zijn?’