Naamloze Vennootschap Vleeschexport. fa. Beverwijk & Douma: Dat was de naam van de slachterij die zich in 1935 vestigde aan de Amersfoortseweg 96 in Nijkerkerveen. Of beter gezegd, hoek Amersfoortseweg / van Dijkhuizenstraat. Deze uit Wolvega (Friesland) afkomstige slachterij betrok een leegstaand pand dat voorheen van de firma Klashorst en Zeggelaar was geweest, een bedrijf dat vleeswaren produceerde. 

Naast andere vestigingen in Den Haag en Amsterdam, wilde de firma Beverwijk en Douma vanwege de lage loonkosten, het economisch vervoer en de gunstige ligging van Nijkerk en Nijkerkerveen op die plaats een nieuwe slachterij beginnen. Dat de firma Beverwijk en Douma (in de volksmond, Bedo genoemd) zich in Nijkerkerveen ging vestigen betekende voor de plaatselijke bevolking natuurlijk werkgelegenheid. Zeker in de jaren dertig, toen het crisis was. Maar ook kwam er personeel mee uit Wolvega. Deze personeelsleden en hun gezinnen kregen een woning toegewezen door de Gemeente Nijkerk, onder andere aan de van Rensselaerstraat.

Een tweetal foto’s uit een bedrijfsreportage, gemaakt in 1975.

Het slachtvee dat deze firma ging verwerken, bestond uit varkens en runderen. Deze werden hoofdzakelijk aangevoerd van Gelderse markten, maar ook uit Friesland en Groningen werd slachtvee aangevoerd. Daarnaast kwamen ook nog schapen voor de slacht naar Nijkerkerveen uit Noord Holland, al bleven het hoofdzakelijk varkens die er werden geslacht. Het vlees werd dan weer geleverd aan slagerijen en vleesverwerkende bedrijven. Ook werd er veel geexporteerd. Ten tijde van de Tweede Wereldoorlog werd ook de slachterij door de Duitse bezetter behoorlijk aan banden gelegd: Men mocht maar beperkt slachten. Bovendien pikten de Duitsers veel vlees voor zichzelf in. Na de bevrijding werd het slachten langzaam weer op gang gebracht. Er kwam een drukke tijd aan. 

Jarenlang was de slachterij Beverwijk en Douma een begrip in Nijkerkerveen. Het bedrijf verschafte veel werk voor Nijkerkers en Nijkerkerveenders. Er werd geïnvesteerd in moderne machines, betere machines. Het gebouw en kantoor werden verbouwd voor betere werkomstandigheden. Men ging met de tijd mee. Om aan klanten rechtstreeks te kunnen leveren, bezat men eigen vrachtwagens.

Een deel van een nieuwe machine werd aangevoerd en in het bedrijf getakeld.

Het vervoer ging ook wel eens mis..

Een factuur uit 1976, van een levering aan Vivo van den Bosch.

Zo bleef het bedrijf jaren functioneren, tot eind 1988. Eind jaren zeventig was de naam Beverwijk verdwenen en heette het alleen nog maar Douma. In 1988 besloot de directie het bedrijf vrijwillig te beëindigen. De slachterij werd gewoon gesloten. De activiteiten werden toen voortgezet door de firma Lunneburg uit Scherpenzeel. Deze ging verder op een veel modernere manier van slachten en zette het gehele pand inclusief inboedel te koop. Op 2 November 1988 werd er door Troostwijk Veilingen uit Amsterdam, in De Schakel aan de Oranjelaan in Nijkerk, een publieke verkoping (veiling) gehouden. Het pand werd verkocht. Wederom verdween er een toonaangevend bedrijf voor Nijkerk en omstreken. Triest was het toen op oudejaarsdag 1992 het pand door brand werd verwoest. De brand die overigens problemen opleverde voor een deel van de inwoners van Nijkerkerveen, omdat ze een aantal uren zonder stroom en verwarming kwamen was een klus voor de brandweerkorpsen van Nijkerk, Hoevelaken en de bedrijfsbrandweer van Kistenfabriek de Boer die uiteindelijk twaalf uur in beslag zou nemen.  

Onderhoudsmonteur Henk van Dunschoten

Maar liefst 42 jaar werkte Henk van Dunschoten als onderhoudsmonteur voor de slachterij Beverwijk en Douma. Henk was geboren in Nijkerkerveen aan de Nieuwe Kerkstraat in 1929. Zes kinderen telde het gezin Dunschoten: Drie jongens en drie meisjes. Henk was het tweede kind van het gezin. Zijn lagere schooltijd bracht Henk door op de Christelijke school aan de Nieuwe Kerkstraat. In 1942, toen hij 13 jaar was en ten tijde van de oorlog, ging hij aan het werk voor de Grond Stichting Maatschappij, om aardappels te rooien. Later in de oorlog is hij gaan werken in een klein schuurtje voor de Gebr. Zuiddam in Nijkerk. Hij ging daar borstels maken. Maar in 1946, een jaar na de oorlog, zei de vader van Henk: “Jij gaat bij de Bedo werken.” En zo geschiedde, Henk ging er aan de slag als onderhoudsmonteur. Al het machinegebeuren, zoals stoomketels en koelapparaten, werd door Henk onderhouden, maar ook deed hij de elektriciteit en bijvoorbeeld lasklussen. Hij was het Manusje van alles.

Henk vertelt: “Toen ik in 1966 met mijn gezin het huis kocht naast de Bedo op de hoek Amersfoortseweg / van Dijkhuizenstraat, vond de directie van de Bedo dat een heel goed idee van mij.” Deze vrijstaande woning uit het bouwjaar 1924 had de Bedo in datzelfde jaar gekocht van een zekere Boonenberg. Een onderhoudsmonteur die naast zijn werk ging wonen, beter kon het niet. Henk stond altijd paraat, ook in de weekenden. “Dat was niet altijd even leuk voor mijn vrouw en kinderen.” vertelt hij. “Het gebeurde nog wel eens, als ik op zondag met mijn gezin een dagje uit wilde, dat er dan werd gebeld door de directie voor een storing of mankement.” “Henk, kun je even kijken wat er aan de hand is? En of je het kunt verhelpen?” Ja, de productie moest toch door, vond de directie. En dan gebeurde het, dat het verhelpen van het mankement een behoorlijke tijd in beslag nam, waardoor er van het dagje uit met mijn gezin niks meer terecht kwam. Dit gebeurde bij regelmaat, storingen in het weekend, Eigenlijk ben ik altijd veel te goed en gemakkelijk geweest, vertelt Henk. Ik dacht dan, vooruit maar weer, ik verhelp de problemen wel. Maar, het werd wel altijd gewaardeerd als ik de boel weer aan het draaien had geholpen.  

 

Ruim 42 jaar deed Henk van Dunschoten zijn werkzaamheden als onderhoudsmonteur voor de firma Beverwijk en Douma. Ja, dat was me nog eens een tijd, lacht Henk. Toen ik er in 1946 kwam werken, werkte er ongeveer dertig man personeel. In 1988, net voor de sluiting, was er zo’n tachtig man personeel. Toch heb ik er zeker met plezier gewerkt. Het salaris was goed en daar deden we het ook voor. Ik heb mijn kinderen kunnen late studeren. Nadat dus in 1988 de slachterij werd gesloten maakte Henk op 59 jarige leeftijd gebruik van zijn vroegpensioen. Vanaf toen kon hij eindelijk genieten van zijn welverdiende vrije weekenden.

Ans van Wandelen was in de jaren zeventig werkzaam op kantoor.

Ze vertelt: “Ik ben daar begonnen in ‘ik denk 1975”. Eerst was het Beverwijk en Douma. Later ging Beverwijk eraf en was het alleen Douma. Ik zat daar op kantoor met nog 4 anderen o.a. Een boekhouder, een telefoniste/secretaresse en 2 collega’s. We deden de administratieve afhandeling voor de boeren. Er was ook nog een vertegenwoordiger die bij de slagerijen langs ging voor verkoop van het geslachte vlees. Meneer Jouke Douma stond aan het hoofd , 2 neven , Theo en Jan Douma werkte er ook en Theo nam het waar als meneer Jouke er niet was.

De boeren brachten hun varkens die allemaal een nummer hadden. De briefjes van de boeren werden boven op kantoor gebracht en wij zette die per boer op lijsten. Als de varkens geslacht waren kregen wij de stroken met de nummers, gewichten en klasse van de dieren. Dit was een lange strook en wij moesten dan de nummers bij de boeren op de reeds ingevulde formulieren zetten met daarbij de klasse, dit werd beoordeeld door de keurmeesters. Varkens die ziek waren gingen naar de noodslachting in de havenstraat.

Wat ik me kan herinneren werden ze geclassificeerd in ;AA, 1A, 2A, 1B en 2B. En misschien nog wel 1 of twee maar die weet ik niet meer. A bracht het meeste per kilo op voor de boeren. Op maandagmiddag had Jouke Douma altijd telefonische vergadering waarin per week werd beslist wat de kilo prijs was voor die week. Wij typten vervolgens voor elke boer bonnen met alle nummers en daarachter de gewichten en klasse per varken en dan het totale bedrag . Op vrijdag haalde de boeren dan hun bonnen op met een totaal bedrag.

Ik weet ook dat er een prikklok was en die werd iedere week gecontroleerd. Alle eventuele overuren werden berekend en contant in een zakje gedaan die op vrijdagmiddag in de pauze aan de jongens werden uitgedeeld. Je moest daar wel tegen plagen kunnen want regelmatig draaide ze het benzine kraantje van mijn puch maxi dicht en als ze dan in de kantine zaten te eten en ik even met de brommer naar huis ging stond ik net voor het spoor stil en hadden ze grootste lol. Ook hebben ze een keer varkensdarmen om mijn handremmen gebonden dan stonden ze verdekt opgesteld om te kijken hoe ik zou reageren maar ik liet me niet kennen en haalde de darmen weg zonder een vies gezicht te laten zien… Weg lol Ook kreeg ik wel eens een keuenprikker op mijn achterwerk . Een keuenprikker was een soort grote stekker waar stroom op stond, die gebruikten ze als de varkens niet wilde doorlopen. Verder kan ik me herinneren dat ze eens een varken in het kantoortje “beneden in de slachterij” hadden gezet met de witte helm op van meneer douma. Dit stond ook met zwarte stift voor op de helm “Douma”. De jongens lol, meneer Douma zag er de humor niet van in”.

Dit prachtige verhaal kun je vinden in het boek Verdwenen bedrijven in Nijkerk en Nijkerkerveen deel 1 van auteurs Raymond Beekman en Maranke Pater. Het is te koop bij boekhandel Roodbeen. Je kunt het ook online bestellen. Klik daarvoor hier. Ons foto archief over de geschiedenis van Nijkerkerveen bevat nog veel meer prachtige items. Klik daarvoor hier.