Het coververhaal van Voetbal International staat komende week in het teken van Donny van de Beek. In een exclusief interview worden zijn gedachten opgetekend nadat het slechtst denkbare bericht over de gezondheid van Abdelhak Nouri Ajax en in het bijzonder zijn boezemvriend Donny van de Beek in rouw dompelde. Een bijzonder talent lijkt verloren te zijn gegaan en sinds het dramatische moment in Zillertal, waarvan diverse clubmensen van Veensche Boys aanwezig waren, wanen de direct betrokkenen zich in een emotionele achtbaan.

‘Hij moest geduldig wachten, maar dit seizoen lonkt voor Donny van de Beek (20) dan eindelijk een rol als vaste basisspeler van Ajax. Een doel waar de middenvelder vol enthousiasme naar uitkeek, totdat het noodlot bij boezemvriend Abdelhak Nouri toesloeg. Over de flinterdunne lijn tussen geluk en verdriet. Het is een foto die je raakt. Waar je naar kan blijven kijken. Abdelhak Nouri en Donny van de Beek. Veertien jaar zijn ze op het bewuste plaatje. Ze hebben net samen gedaan wat ze zo vaak samen doen. Voetballen, excelleren, plezier maken en zoals vrijwel altijd samen: winnen. De kampioensmedaille hangt om de nek, de schaal van de landstitel houden ze beiden met een hand stevig vast. Als geoliede machine op het middenveld hebben ze Ajax C1 naar het kampioenschap geleid. Zoals ze dat ook in vrijwel alle andere elftallen deden. Appie en Donny, als een veredeld artiestenduo reikten hun naam en faam al spoedig tot overal in het land. Ze struinden op zaterdag de jeugdvelden af. Op tienjarige leeftijd kwamen ze elkaar op De Toekomst tegen, piepjong en vol mooie dromen, waarna een lange en bijzondere tocht door de jeugdopleiding van Ajax volgde. Vol herinneringen, van buitenlandse toernooien, jeugdig kattenkwaad in de kleedkamer tot aan de gedeelde liefde voor de bal.

Ze werden onafscheidelijk, op het veld en daarbuiten. Leefden met elkaar mee, bij succes en verdriet. De families van beide talenten zagen elkaar wekelijks en bouwden een warme band op. Ze vonden steun bij elkaar, in goede en mindere tijden. Zoals drie jaar geleden, toen Rody, het twee jaar jongere broertje van Donny van de Beek, in het ziekenhuis een zware operatie moest ondergaan. Nouri liet een shirt bedrukken met een foto van Rody en de tekst Sterkte! daarboven, en droeg het tijdens de kampioenswedstrijd van Ajax A1 tegen de leeftijdsgenoten van PSV onder zijn wedstrijdshirt. Hij liet het na afloop aan iedereen zien. De steunbetuiging zorgde voor emoties en kracht in het ziekenhuis, waar Rody en moeder Gerdina het beeld voorbij zagen komen net nadat Rody was bijgekomen.

De band was warm en oersterk. Bij Ajax, in de vertegenwoordigende elftallen van Oranje, overal trokken ze samen op. De twee-eenheid was onbreekbaar. Met de bal vonden ze elkaar geblinddoekt. Nouri met de fabelachtige techniek, continu zoekend naar de steekpass, met veelal de dynamische ploeggenoot Van de Beek als bestemming. Ze werden vorig seizoen wekelijks gevreesd door veel oudere profs van andere clubs in de Jupiler League. Het energieke, veelzijdige middenveld van Jong Ajax zorgde overal in het land voor een stukje brille in een competitie van bovenal vlieg-, ren- en draafwerk. Dit seizoen zouden ze samen voor een volgend moment van glorie gaan. Samen in Ajax 1, samen de Johan Cruijff Arena betoveren en ook op de Europese velden de mensen kennis laten maken met de nieuwe veelbelovende generatie van de Amsterdammers.

Het zal voor altijd bij een droom blijven. ‘En dat doet pijn, veel pijn’, zegt Van de Beek. ‘Appie is voor mij meer dan een ploeggenoot, hij is al zó lang een vriend. Niet alleen van mij, maar van onze familie. En andersom ook. Ik kan er daarom ook niets meer over zeggen. Het raakt me diep, ik ben er te geëmotioneerd van en die emoties moet ik nog een plek geven. Dat heeft tijd nodig.’

Van de Beek is net terug uit Frankrijk, waar hij met Ajax een oefenwedstrijd tegen Olympique Lyon speelde. Normaliter een testcase waar hij al langere tijd naar zou uitkijken, maar sinds die bewuste 8 juli is het allemaal verwarrend. Hoofd- en bijzaken lopen kriskras door elkaar heen. De rollende bal is bovenal een prettige afleiding, hoewel elke positieve dimensie ook weer tot aparte gevoelens leidt. Het is allemaal niet te bevatten. ‘Ik weet nog dat we in Oostenrijk samen op het terras zaten, aan het einde van de trainingsweek, alleen nog die wedstrijd tegen Bremen’, memoreert de middenvelder aan de plek van het eerste langdurige gesprek met VI. ‘We hadden het nog over de concurrentiestrijd op het middenveld, met jongens als Frenkie de Jong, Carel Eiting, Appie en ik. Dat het best apart voelde, omdat we allemaal voor elkaar het beste hopen. We trokken al een tijd met zijn allen zo intensief op, en met Appie helemaal. Een dag later volgde het drama. Pff, niet te bevatten. Enorm pijnlijk en ik zal het allemaal moeten verwerken. De afgelopen weken willen veel mensen van de media, tot Marokkaanse zenders aan toe, weten wat ik voel en vind. Maar ik kan het nog niet, ben ook te emotioneel om erover te praten, zit nog midden in het verwerkingsproces. Geen idee hoelang dat zal duren. Meer kan ik er op dit moment niet over kwijt.’

Het siert Van de Beek. Hij blijft dicht bij zichzelf. Het contrast in gespreksstof is immens met het contactmoment tussen de Oostenrijkse bergtoppen. Op de vrijdagmiddag, een dag voor het fatale duel, kijkt Van de Beek op het terras van het Elisabeth Hotel in Mayrhofen gelukkig voor zich uit. Een toekomst vol hoop, perspectief en ambities ligt voor hem. Een basisplek lonkt. Eindelijk. Onder Frank de Boer en Peter Bosz mocht hij geregeld in de basiself starten, maar een vaste plek op het middenveld over een serie duels was zelden het geval. Van de Beek moest bovenal geduld hebben. ‘Dat is voor bijna elk talent van toepassing en zo ook voor mij. Ik heb zelf ervaren dat het niet gemakkelijk is. Op mijn achttiende mocht ik debuteren, speelde ik al Europese duels, in een volle Arena. Dat smaakt dan naar meer, je wil heel graag laten zien wat je kan, maar dat kan juist niet altijd. Toch heb ik het nooit groter gemaakt dan het was. Mijn tijd zou nog komen en dat perspectief werd me ook geregeld door trainers voorgespiegeld.’

Onder De Boer speelde Van de Beek twee jaar geleden tien officiële duels in de hoofdmacht van Ajax. Vorig seizoen was dat onder Bosz al 32, alle competities van Ajax 1 bij elkaar opgeteld. Veelal als invaller, of als stand-in als een van de vaste middenvelders Klaassen, Ziyech of Schöne niet beschikbaar was. Van de Beek werd beschouwd als de vierde middenvelder van de Amsterdammers. ‘Ik heb altijd wel een realistische kijk gehad. De andere jongens op het middenveld deden het gewoon goed, het team draaide, dus de trainer had geen reden om te wisselen. Dan kan je daar een groot probleem van maken, maar dat is volgens mij totaal zinloos. Ik stak mijn energie in mijn invalbeurten, in de potjes met Jong Ajax en in de trainingen. Als ik de kans zou krijgen, moest ik er helemaal klaar voor zijn.’

Van de Beek gold als de natuurlijke opvolger van Klaassen. Toen half juni duidelijk werd dat de aanvoerder een transfer naar Everton zou maken, startte Ajax dan ook geen externe zoektocht naar een vervanger. Met Van de Beek was de opvolger al in huis. De middenvelder kreeg van Klaassen zelf eveneens de bevestiging dat hij de leegte moest gaan invullen. ‘Davy heeft het gewoon geweldig gedaan bij Ajax en ik gunde hem deze transfer. En inderdaad, ook voor mij was het niet nadelig. Nu komt er een plek vrij en ik moet laten zien dat ik hem kan opvolgen. We zijn andere type spelers, vergelijken heeft niet zo veel zin, maar ik vind het wel mooi om zijn plek over te nemen. Hij is een echte Ajacied, zoals ik dat ook ben. Ik heb Davy dan ook direct geappt om hem te feliciteren. Hij antwoordde: “Het is nu aan jou. Laat het maar zien. Doe wat je altijd doet, dan komt het goed”. Mooie woorden, waar ik nog meer energie van krijg.’

Tijdens zijn vakantie op Bali kwam Van de Beek vorige maand even tot rust. Mentaal was het een zwaar jaar geweest, roulerend tussen een rol als invaller bij het eerste elftal en belangrijke kracht bij Jong Ajax. ‘Er waren momenten dat ik amper tijd had om de knop om te zetten. Dan speelden we op donderdagavond Europees, kwamen op vrijdagochtend vroeg thuis en dan moest ik in de namiddag weer op pad met Jong Ajax. Ik merk dat ik tijdens de vakantie altijd even een paar weken nodig heb om echt tot rust te komen, de batterij weer op te laden. Dat was nu ook zeker het geval. Vervolgens ga ik dan nog even voor mezelf aan de slag met een eigen trainer.’

Onder leiding van een personal trainer ging Van de Beek flink tekeer. Hij begon topfit bij Ajax aan de voorbereiding, won met ogenschijnlijk gemak de traditionele bosloop en trekt die positieve lijn door in de voorbereiding. Alles met als doel om dit seizoen te laten zien dat hij terecht een vaste kracht is in het basiselftal van de Amsterdammers. ‘Dit seizoen moet het gebeuren. Zo voelt het echt. Ook als ploeg. Sinds ik bij Ajax speel, gaat het om spelen om de prijzen. We hebben nu al een paar jaar geen prijs gepakt en daar moet dit seizoen verandering in komen. De landstitel telt, maar dat niet alleen. De vier jaar dat Ajax onder De Boer een zekerheid was in de Champions League is voor mijn tijd geweest, dus ik wil zelf ook dolgraag op dat hoogste niveau spelen. Dat geldt voor meer spelers en daarom is ons eerste doel ons te plaatsen voor de groepsfase. Eenvoudig zal dat niet zijn. Olympique Nice is een sterke tegenstander, maar toch ben ik positief gestemd. We hebben in de Europa League laten zien dat we Europees tot veel in staat zijn en het basiselftal is grotendeels intact gebleven. Dat moet vertrouwen geven.’

Van de Beek heeft zo zijn ambities, wensen en verwachtingen voor dit seizoen. De periode van wachten is voorbij. Erop gebrand om te schitteren moet dit zijn voetbaljaar worden. Een langgekoesterde droom om te excelleren in de hoofdmacht van Ajax. Als kind van vijf jaar bezocht hij aan de hand van vader André voor de eerste keer een wedstrijd van de Amsterdammers, om vervolgens verknocht te raken aan alles wat Ajax was. Van fan in het stadion ontwikkelde hij zich tot een supporter op kicksen. Maar eigenlijk meer dan dat. ‘Het geeft me een gigantische kick als ik voor Ajax speel. In het afgelopen jaar heb ik best vaak de vraag gekregen of ik niet beter even kon worden verhuurd. Maar daar voelde ik weinig voor. Het lijkt me sowieso heel apart om tegen Ajax te spelen. Bovendien denk ik dat ik nergens in Nederland elke dag zoveel kan leren als bij Ajax. De steun van mijn omgeving, zowel thuis als bij Ajax, speelde ook zeker mee. Ik voelde altijd het vertrouwen om hier te slagen, ook van de supporters. Als ik mocht invallen, zongen veel mensen mijn naam. Dat geeft me elke keer weer een bijzonder gevoel.’

Zijn ontwikkeling stond de afgelopen jaren voorop, ook als hij niet speelde in de hoofdmacht. In 2015 werd hij nog verkozen tot Talent van de Toekomst. Een prestigieuze prijs, maar het betekende allerminst dat Van de Beek gas terugnam. Geregeld was hij als eerste op de club en ging als laatste speler weg. Buiten de groepstraining, ging hij voor zichzelf aan de slag. Op het veld, in het krachthonk, de drive om de lat voor zichzelf steeds iets hoger te leggen kende geen limiet. Sjaak Swart zag het met een voldaan gevoel aan. Mister Ajax volgt Van de Beek al langere tijd op de voet en bood geregeld een slaapplek aan bij hem thuis, als het talent na een lange dag geen puf meer had om naar zijn ouderlijk huis in Nijkerkerveen te rijden. ‘Door de jaren zijn Sjaak en zijn vrouw Andrea voor mij steeds belangrijker geworden. Ze helpen me waar dat nodig is, en natuurlijk is Sjaak ook heel kritisch. Goed is goed en slecht is slecht, nergens wordt omheen gedraaid. Daar houd ik wel van, ik ben ook niet anders gewend.’

In het Gelderse dorp Nijkerkerveen groeide Van de Beek op onder dezelfde normen. In het kleine plaatsje kent iedereen elkaar en vormt een hechte gemeenschap de basis. De bekendste inwoner van het dorp voelt zich er prettig bij. ‘Ik woon nog thuis bij mijn ouders en mijn broertje. Dat bevalt uitstekend, ik zie geen reden om te verhuizen. Sowieso zie ik mezelf niet zo snel vertrekken uit Nijkerkerveen. Wonen in een stad trekt me niet, ik voel meer voor rust en ruimte. De mensen in het dorp ken ik al mijn hele leven, dat ik nu toevallig speler ben van Ajax 1, maakt geen enkel verschil. Daar voel ik me ook prettig bij, al die aandacht hoeft van mij niet zo.’

Onlangs zorgde Van de Beek voor een opvallende geste. Bij het renoveren van de stoeltjes in de Johan Cruijff Arena meldde de middenvelder zichzelf aan met de vraag wat er met de oude stoeltjes ging gebeuren. Een groot deel werd voor Van de Beek vrij gegeven, waardoor hij zijn oude club Veensche Boys kon helpen met het opfleuren van de accommodatie. ‘Sowieso ben ik daar elk weekend wel te vinden. Al mijn vrienden spelen er, net als mijn broertje die ook al een paar keer met het eerste elftal mee mocht doen. Dat is leuk om te zien. Hij heeft zeker talent, alleen benadert hij de sport iets minder serieus dan ik. Hoeft ook niet, ik kan zo ook van hem genieten.’

De voetbalgenen zijn duidelijk zichtbaar. Vader André was een behendige spits, speelde onder meer voor IJsselmeervogels, en volgt de voetballende zonen op de voet. Samen met moeder Gerdina stond en staat hij elke wedstrijd langs de kant. Zo ook onlangs in Oostenrijk. Het gezin Van de Beek reisde met een groot aantal andere vrienden en dorpsgenoten Ajax achterna naar Zillertal. ‘Vroeger zijn we in die streek vaak op vakantie geweest. Dan stonden we op de camping en waren we de hele dag in de buitenlucht aan het spelen. Voetballen, zwemmen, en alles gebeurde vanuit een spelvorm. Dat fanatisme zat er al vroeg in. Het is fijn dat mijn ouders me overal in steunen, op een fijne manier. Ze wijzen me op dingen, maar niet op een pushende wijze, geven me de ruimte om mijn eigen keuzes te maken. Ook voor hen hoop ik dat ik het dit seizoen kan laten zien als basisspeler van Ajax.’

Op het moment dat Van de Beek het uitspreekt, geeft het hem alweer een dubbel gevoel. Hoe groot de ambities ook zijn, hoezeer hij ook wil slagen als sterkhouder van Ajax 1, niets zal meer hetzelfde zijn. Het is de flinterdunne lijn die hem en Ajax nog wel even in de ban zal houden. ‘Het blijft heel apart en heftig. Tegelijkertijd is voetbal wel een goede afleiding voor iedereen. Als je in beweging bent en in het spelletje opgaat, voelt het ook als een uitlaatklep. Als ploeg zijn we door alle ellende ook dichter naar elkaar toegegroeid. We moeten het samen doen, samen oppakken en elkaar helpen. Hoe lastig het ook zal zijn.’

Foto’s Kees van den Heuvel