Bron: Nijkerk Nu
U kunt het niet gemist hebben, de schoolvakanties zijn begonnen en de diploma’s zijn binnen. Zelf heb ik drie kleinkinderen op het middelbare onderwijs en die hadden mooie cijferlijsten, dus opa stort een bijdrage voor de vakantie. Automatisch denk je aan je eigen schoolvakanties en ik mijmerde zo’n 60 jaar terug.

Ik ben opgegroeid in de Frederik van Blankenheymstraat 2 in Amersfoort, vlakbij de Amersfoortse kei. Op nummer 6 woonde huisarts Schmelling en zij hadden een zoon Wim die net zo oud als ik was en één van mijn drie boezemvrienden uit de buurt werd. De familie had een inwonende huishoudster, Riet van Deuveren uit Hoevelaken. Zij is er indirect de reden van dat ik in 1972 in Hoevelaken ben komen wonen.

Ik ga terug naar de zomer van 1957 toen ik nog 10 moest worden. Riet was een boerendochter en hun boerderij stond aan de Hogebrinkerweg en staat er trouwens nog steeds. Haar ouders en broers runden de boerderij met kippen, kalveren, koeien, varkens en landbouwgrond. In de zomer mochten Wim en ik op de boerderij komen, wat natuurlijk een totaal andere wereld was dan de grote stad. Ik kan het 60 jaar later nog uittekenen. Een ketelhok om water op te warmen, dit werd gemengd met melk dat aan de mestkalveren werd gevoerd, het koeien melken, het eierenrapen, we hielpen met hooien. Ik vraag me nog steeds af of we ze niet meer van de wal in sloot hielpen, maar spelen in de hooiberg was natuurlijk puur genieten. Ik vind het nog steeds lekker ruiken als ik langs een pas gemaaid grasland kom. De varkens met hun biggetjes. Ik zie het nog voor me. Als je boerderij binnen kwam was de deel zomers leeg en er werd geleefd aan een grote keukentafel. Vanuit de keuken kon je naar de voorkamer, maar die deur zat op slot. De voorkamer was de ‘Zondagse kamer’ met allemaal antieke spulletjes. Ik heb er weleens naar binnen mogen kijken, maar binnen komen mocht je niet.

Eén voorval wil ik jullie als lezers van mijn column niet onthouden. Uiteraard hadden ze op de boerderij een paard en wagen en op zekere dag werd een groot varken via een plank in de wagen geleid. Jan van Deuveren vroeg ons of we zin hadden om mee naar ‘de beer’ te gaan. Dat leek ons wel wat, dus wij mee op de bok. Binnen tien minuten kwamen we bij een weiland waar het varken los gelaten werd. Waar ik ook keek, ik zag geen beer in het weiland. Geen bruine en al helemaal geen ijsbeer. ”Ik zie helemaal geen beer. Waar zit die?”, vroeg ik Jan. ”Kijk, daar in de hoek zit ie, op de zeug”, zei Jan. ”Ja, dat zie ik, maar dat is geen beer!”

Hoe varkens biggetjes krijgen wist deze stadse jongen duidelijk niet. In 1972 kochten we ons eerste huis aan de Clauslaan, mede omdat we geen beren op de weg van Hoevelaken zagen…

(Foto: Fabian Boot)